Het gevoel er alleen voor te staan, is vaak een groeiend probleem naarmate de dementie vordert.

Maar ook de persoon met dementie stelt zich vragen waarom zijn contact met anderen vermindert.

Zijn sociale netwerk krimpt ineen, er komt steeds minder bezoek, bij herkent minder mensen en gaat zich anders gedragen. De nabije omgeving moet zich – noodgedwongen een andere rol aanmeten.

Dementie wordt meer en meer als een ‘verlies’ ervaren, een verlies van mogelijkheden en relaties…

deel via social media

Hulpverleners die met dementie geconfronteerd worden, zien vaak de deur voor hen gesloten. Figuurlijk maar ook soms letterlijk.

De persoon met dementie wordt afhankelijker van anderen en wil dat niet altijd toegeven. Mensen met dementie kunnen allerlei gedrags- en stemmingsstoornissen hebben.

Ook de partner of andere naasten kunnen ongewild problemen veroorzaken door de manier waarop ze met de ziekte omgaan. Kan men families ondersteunen om hen de draad te helpen oppakken?

deel via social media

Wat nu? Omgangstips

Een paar weken geleden stuurde de dokter ons naar huis met de mededeling: ‘jullie vader heeft dus dementie’. We, mijn broer en ik zelf, vragen ons nu af wat we eigenlijk moeten doen. Er is de laatste tijd niet zoveel veranderd aan zijn toestand.

Het is best mogelijk dat de toestand van vader nog een hele tijd stabiel blijft en dat hij nog voldoende goed functioneert zonder allerlei bemoeienissen van buitenaf. Blijf waakzaam en wees ‘proactief’. Dat betekent dat je je nu al kan voorbereiden op wat eventueel kan komen. Je kunt je informeren over het ziektebeeld. Bezoek eens een Praatcafé dementie. In de openbare bibliotheken kan je heel wat literatuur vinden over het onderwerp en wat je daar niet vindt, kan het regionale expertisecentrum dementie je wel bezorgen. Maar ook op www.dementie.be vind je onze uitgebreide bibliotheek. Je kunt uitzoeken welke thuishulp en ondersteuningsmogelijkheden er in jouw regio beschikbaar zijn. Hebben ze lange wachtlijsten, past hun filosofie bij jouw visie op zorg enz…Zelfs een kijkje gaan nemen in de woon en zorgcentra in de buurt, doe je best lang voor de nood zich stelt. Niet alleen omdat ook daar lange wachtlijsten zijn, maar ook omdat je betere beslissingen neemt als je niet onder tijdsdruk staat.

Wat ik steeds weer zo moeilijk vind, is dat mijn vrouw me niet herkent. Soms is ze vriendelijk en behandelt me als een bezoeker. Op andere momenten is ze angstig of boos en denkt ze dat ik een indringer ben. Vorige week ging ik even de tuin in en toen sloot zij de deur. Zo kon die inbreker niet meer binnen. Evengoed zijn er ook dagen dat ze me wel degelijk als haar echtgenoot herkent.

Dit kan zeer confronterend en pijnlijk zijn. Als de rollen niet meer kloppen voelen we ons gekwetst. Dat is ook zo voor de dochter die nu eigenlijk de moeder wordt van haar moeder.

Maar ook hier geldt de regel: ‘hoe meer je probeert de andere van het tegendeel te overtuigen, hoe meer weerstand je zult terugkrijgen.’

Als je vrouw je niet herkent, heeft dat waarschijnlijk alles te maken met het feit dat zij op dat moment in een tijdsbeleving verkeert van voor ze jou kende. Het beeld van de vertrouwde echtgenoot is weg, ze ziet een vreemde man, een indringer dus. Je kunt proberen terug contact met haar te krijgen door begrip te tonen voor de angst die dat bij haar oproept. Begrip tonen voor haar angst en vertwijfeling schept een nieuw vertrouwen.

Dit is een zeer zware opdracht. Het is dus nodig dat je zelf ook voldoende ondersteuning krijgt. Schaam je niet om je gevoelens van verdriet en ontreddering hierbij uit te spreken tegen mensen die je heel nabij zijn of bij lotgenoten. Je kunt hierbij ook professionele hulp vragen in bv. een centrum voor geestelijke gezondheidszorg of een inloophuis dementie, gekoppeld aan een regionaal expertisecentrum dementie.

Mijn moeder kan niet meer zelfstandig functioneren. Een eenvoudig ontbijt klaar maken lukt niet meer, stel je voor wat ze van het middagmaal terecht brengt. Iedere dag kom ik bij haar om haar te helpen met de huishoudelijke taken. Dat is zeer moeilijk: zij wil het roer niet uit handen geven, ze wil alles zelf doen en laat geen bemoeienis toe. Ik kan het niet aanzien hoe zij alles verknoeit. Mijn geduld is niet eindeloos.  Het resultaat is dus telkens weer klinkende ruzie.

Jij wilt dat je moeder veilig en wel haar dag doorkomt en je bent graag bereid haar daar bij te helpen. Je moeder wil voor zichzelf en voor haar omgeving bewijzen dat ze heus niet hulpbehoevend is. Je zit hier als het ware met tegengestelde belangen. Daar moet ruzie van komen. Het zal een kunst zijn om toch bij te sturen waar nodig en tegelijkertijd je moeder in haar waarde te laten, haar het gevoel te geven dat zij nog de baas is in haar eigen huishouding. Een hulpmiddel daarbij is alles voortdurend in vraagstelling aan te bieden. Zullen we beginnen met het middagmaal klaar te maken? Welke groenten dacht je te maken? Is dit het goede product om de afwas te doen? Is het water warm genoeg?… Op die manier geef je haar telkens weer de touwtjes in handen. Je zult versteld staan hoe snel ze beslissingen aan jou overlaat. Maar in dit geval ‘geeft’ zij jou beslissingsrecht en dat voelt voor haar anders dan wanneer het haar wordt ‘afgepakt’.

Als ze zelf iets wil doen en dat gaat veel trager dan wanneer jij het overneemt, of je moet haar wat begeleiden om het niet uit de hand te laten lopen, dan vraagt dat extra geduld. De ene mens heeft er wat meer van dan de andere. Probeer je eens te laten ontroeren door de dingen die je moeder met een beetje begeleiding of ondersteuning toch nog zelf kan. Probeer je te verwonderen over die sterke levenskracht, probeer eens in haar schoenen te gaan staan. Geduld hebben krijgt dan een heel andere invulling.

Vader kan niet meer met geld omgaan. Vroeger was alles netjes geregeld: met Nieuwjaar voor iedereen evenveel in een envelopje, regelmatig iets op de spaarrekening, rekeningen werden steeds netjes op tijd betaald. Nu haalt hij te pas en te onpas veel geld van de bank, koopt dingen die hij helemaal niet nodig heeft, geeft uitzonderlijk grote bedragen aan goede doelen terwijl de elektriciteitsfactuur onbetaald bleef liggen. Mijn broer ziet dit niet. Hij vindt dat ik me niet zo moet bemoeien met vaders financiën.

Omgaan met geld, goederen beheren is voor mensen met dementie al heel snel een zware opdracht. Sommigen worden door de onzekerheid die dit meebrengt zeer achterdochtig. Anderen maken fouten, verstoppen dit voor de omgeving, tot er op een bepaald moment een boete in de bus valt of misschien een deurwaarder aanbelt. Je kunt hierbij beroep doen op juridische mogelijkheden. Netjes geregeld geeft de minste kans op discussie achteraf. Zo kennen we bv. het systeem van voorlopige bewindvoering. De verschillende mogelijkheden en de manier waarop je dit aanpakt, kan je uitgebreid terugvinden in het informatiegedeelte op deze website. Kijk bij ‘extra beeldmateriaal’. Je kunt ook rechtstreeks bij een advocaat of een vrederechter terecht.

Mijn auto, mijn vrijheid. Nooit eerder had deze uitspraak zoveel waarde voor mijn man. Het is onverantwoord dat hij nog rijdt, maar hij is vastbesloten om die vrijheid niet af te geven. Moet ik lijdzaam toekijken tot er iets ergs gebeurt?

Je kunt proberen om een gesprek te hebben over de stress van het verkeer, over hoe moeilijk het ook voor jou is om je veilig in het verkeer te bewegen. Misschien komt hij tot enig inzicht. De kans is echter groot dat dit niet lukt, dat hij ten allen prijze wil bewijzen dat hij het toch nog aankan. Dan moet je eigenlijk beroep doen op de verantwoordelijkheidszin van de huisdokter. Hij moet achter jouw beslissing staan en aan je man duidelijk maken dat een auto besturen niet meer kan. Hij kan samen met je man, of ook zonder diens toestemming CARA (een afdeling van de vzw ‘Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid) verwittigen. CARA zal dan je man voorstellen om een bekwaamheidsproef te doen. Afhankelijk van het resultaat van deze proef zal de persoon dan zijn rijbewijs behouden of niet of eventueel beperkingen (niet na zonsondergang, geen autosnelweg…) opgelegd krijgen.

Als iemand niet meer bekwaam geacht wordt om de wagen te besturen is dat zonder meer erg voor die persoon. Je hoeft dat gevoel dan ook niet te banaliseren. Je kan beter begrip tonen voor deze verlieservaring door te beamen dat dit inderdaad erg is.

Tot nu toe kon ik de zorg voor moeder tamelijk goed organiseren. Een paar keer in de week spring ik binnen, ik doe haar boodschappen en haal de was op. Ik kook elke dag een beetje extra en dat kan zij dan de volgende dag even opwarmen. De laatste tijd voel ik echter dat de druk groter wordt. Ze gaat steeds meer eisen. Ze vergeet soms dat ik  er geweest ben en beschuldigt mij dan van verwaarlozing. Ik voel dat er stilaan een einde komt aan mijn draagkracht. Ik moet er eens tussenuit. De situatie begint ook zwaar te wegen op mijn eigen gezinsleven.

Zorgen voor iemand met dementie weegt inderdaad zwaar. Je mag nog zo een sterke schouders hebben, op een bepaald moment moet je durven inzien dat de last te zwaar is. Op zo een moment moet je jezelf toch wat beschermen. Het is erg voor jezelf, maar ook voor de persoon die je nodig heeft als je finaal onderuit gaat. Dus lang volhouden is voor iedereen best. Maar om het lang te kunnen volhouden moet je doseren. Doseren kan je door op gepaste momenten hulp van buiten uit toe te laten. Maaltijden aan huis, poetsdienst, oppasdiensten, aangepast vervoer, thuiszorg, thuisverpleging, Baluchon, dagcentra, kortverblijf… er zijn tal van mogelijkheden. Mogelijks heb je ook recht op wat extra financiële ondersteuning. Je kunt het allemaal terugvinden in de informatie op deze site. Mogelijks is er bij de persoon die verzorging nodig heeft enige weerstand. Laat je niet direct onder druk zetten. Bevestig het feit dat het niet prettig is om beroep te moeten doen op buitenstaanders, zo geef je weer erkenning aan dat gevoel. Maar zeg ook dat jij het even niet meer aankan en dat er dus geen andere keuze is.

Waar vind ik hulp? Klik hier

A. Juridische bescherming

B. Rijgeschiktheid

 

A. Juridische bescherming

www.kbs-frb.be

Juridische mogelijkheden m.b.t. verantwoordelijkheid over goederen en geld

Verkeerde aankopen – Recht van verzaking

Op alle aankopen of contracten die buiten de lokalen van de verkoper gedaan zijn, kun je binnen de 7 dagen terugkomen, zonder dat dit je iets kost. Bijvoorbeeld: een dure pannenset die aan de deur gekocht werd, een gift voor een goed doel waarmee telefonisch ingestemd werd of dure schoenen die gekocht werden bij een online winkel. Als de aankopen in de winkel of op kantoor van de verkoper gedaan zijn, geldt dit recht niet. Ook ten aanzien van veilingsites (zoals ebay) geldt het recht op verzaking niet, omdat zij slechts tussenpersoon zijn en niet de echte verkoper.

Lastgeving of volmacht is een eerste stap naar het delen van de verantwoordelijkheid over geldbeheer. Dit is een goed idee als de persoon met dementie moeilijkheden begint te krijgen met het beheren van geld, maar nog wel heel goed weet wat hij/zij wil. De persoon met dementie kiest zelf iemand die hij/zij vertrouwt (vaak een familielid/partner) en geeft die persoon schriftelijk de bevoegdheid om vanaf nu in zijn/haar naam en voor zijn/haar rekening bepaalde verrichtingen te doen. Dit is een algemene volmacht. Een andere mogelijkheid is een eenmalige of beperkte lastgeving of volmacht, zoals enkel voor de verkoop van een woning. In dit geval (onroerende goederen) dient de volmacht opgesteld te worden bij de notaris. De persoon met dementie wordt ingelicht over het beheer van geld of goederen en kan de volmacht altijd intrekken. Als je een volmacht hebt, houd je best zorgvuldig de verrichtingen bij. Later in het dementieproces is deze regeling onvoldoende.

Voorlopige bewindvoering is dan meer gepast en vaak is het een goed idee om ook een vertrouwenspersoon aan te duiden. Voorlopige bewindvoering is een minder soepele maatregel dan de voorgaande, die altijd via een procedure bij het vredegerecht wordt geregeld. Voorlopige bewindvoering is nodig als de persoon met dementie handelingsonbekwaam is. Met andere woorden wanneer hij/zij echt niet meer in staat is om beslissingen te nemen aangaande geld of goederen of het eigen welzijn. Op vraag van de persoon met dementie, een betrokkene (familie, buur, huisarts, …) of de procureur des Konings, stelt de vrederechter dan een bewindvoerder aan. Voorlopige bewindvoering gaat over het beheren van geld, maar kan veel ruimer zijn dan dat. Een bewindvoerder kan ook de opdracht krijgen om over het welzijn van de persoon met dementie te waken. Het gaat dan onder andere over de beslissing waar de persoon met dementie best zou verblijven.

Wie kan bewindvoerder worden?

De bewindvoerder is bij voorkeur een familielid of iemand uit de onmiddellijke omgeving van de persoon met dementie, maar het kan ook een professionele bewindvoerder zijn, het gaat dan meestal om een advocaat. De persoon met dementie kiest dus niet zelf wie de bewindvoerder wordt. Dit kan wel als de persoon met dementie op voorhand, wanneer hij/zij nog wilsbekwaam is, een voorkeursverklaring opstelt. Hiervoor kan je terecht bij het vredegerecht van jouw woonplaats of bij een notaris. In de voorkeursverklaring geef je aan wie je als bewindvoerder wil wanneer je niet meer handelingsbekwaam bent. Je geeft best meerdere personen op, in een bepaalde volgorde.

Hoe vraag je bewindvoering aan?

Men dient een verzoekschrift en een medisch attest (maximum 15 dagen oud) in bij het vredegerecht (van de plaats waar de persoon met dementie verblijft). Voorbeelden van deze documenten vind je op justitie.belgium.be of op de website van het vredegerecht in je woonplaats. Welk vredegerecht bevoegd is voor een bepaalde plaats, vind je terug op de website www.juridat.be/kantons/kantons.htm. Wat houdt de procedure in? De vrederechter bekijkt de documenten, neemt contact op en zal ook een bezoek brengen indien nodig. Hij bekijkt wat de persoon met dementie zelf kan en waar ondersteuning nodig is. Zo wordt vastgesteld wat de inhoud is van de voorlopige bewindvoering. De opdracht van de bewindvoerder wordt dus op maat van de persoon met dementie gemaakt. Jaarlijks volgt de vrederechter de bewindvoering op. De bewindvoerder moet daarvoor een schriftelijk verslag bezorgen. Voor belangrijke handelingen, zoals de verkoop van een huis of opname in een woonzorgcentrum, is overleg met de vrederechter verplicht. Bij dringende omstandigheden mag de bewindvoerder beslissen en nadien zo snel mogelijk de vrederechter op de hoogte brengen.

Wat kost voorlopige bewindvoering?

Het indienen van een verzoekschrift tot bewindvoering kost niets. De voorlopig bewindvoerder kan wel een vergoeding krijgen, tot maximaal 3% van het inkomen van de persoon met dementie.

Vertrouwenspersoon.

Naast een voorlopige bewindvoerder is het mogelijk om een vertrouwenspersoon aan te laten duiden. Deze vertrouwenspersoon vertegenwoordigt de persoon met dementie en verdedigt diens belangen. De vertrouwenspersoon mag ook toezicht houden op de uitoefening van het beheer door de bewindvoerder en mag vragen gehoord te worden door de vrederechter. De persoon met dementie mag zelf aangeven wie hij/zij als vertrouwenspersoon wil. De vrederechter zal deze persoon dan aanduiden als vertrouwenspersoon. Als de persoon dit niet zelf kan, mag een betrokkene (familielid) een vertrouwenspersoon voorstellen aan de vrederechter. De vertrouwenspersoon vormt een schakel tussen de persoon met dementie en de bewindvoerder.

 

 

B. Rijgeschiktheid

Autorijden

De auto op zich is soms, al dan niet terecht, een statussymbool. Het gebruik van de auto, als bestuurder, betekent echter meer dan louter ‘het zich verplaatsen’ met dit statussymbool. Autorijden vervult meestal ook een belangrijke sociale, economische en psychologische functie. Men ervaart immers een zekere mate van onafhankelijkheid en zelfstandigheid. Om te mogen autorijden heeft men een geldig rijbewijs (en een autoverzekering) nodig. Het verlies van het gebruik van het rijbewijs (waardoor men dus niet meer als bestuurder met de auto mag rijden) kan dan ook grote consequenties hebben. Het betekent voor de persoon in kwestie een groot persoonlijk verlies. Echter, niet enkel de persoonlijke belangen mogen meespelen. Het belang van de verkeersveiligheid in het algemeen, en de veiligheid van zichzelf en anderen in het bijzonder zijn ook factoren, die mee bepalen of iemand al dan niet nog met de auto mag rijden. Immers, wie als bestuurder aan het verkeer deelneemt, is verantwoordelijk voor zichzelf, maar ook voor de veiligheid van zijn passagiers en de andere verkeersdeelnemers.

Bij elk ongeval tracht men een verantwoordelijke aan te duiden. Men vraagt zich ook af of het ongeval had kunnen voorkomen worden. Daarom probeert men het risico te beperken dat iemand in een verkeersongeval betrokken raakt. Een ongeval is meestal een ‘ongeluk’ of een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Maar het kan wel ernstige gevolgen hebben.

Wat indien een ongeval had kunnen vermeden worden omdat een bestuurder eigenlijk niet meer had mogen ‘sturen’? Dan is dit ongeval al veel minder een ‘ongeluk’! Men mag eigenlijk niet meer ‘sturen’ wanneer men lichamelijk of geestelijk daartoe niet meer in staat is, bijvoorbeeld ten gevolge van vermoeidheid, het onder invloed zijn van alcohol of drugs, of ten gevolge van een ziekte, bijvoorbeeld dementie.

Rijgeschiktheid

Niet meer rijgeschikt zijn, heeft gevolgen voor het rijbewijs en ook voor de verzekering (Burgerlijke Aansprakelijkheid of BA). Iedereen die een ‘normaal’ rijbewijs heeft of krijgt, wordt verondersteld niet te lijden aan bepaalde aandoeningen of stoornissen die het rijgedrag negatief beïnvloeden. Deze aandoeningen en stoornissen zijn bij Koninklijk Besluit bepaald, met name in het Koninklijk Besluit van 23 Maart 1998 of kortweg het KB betreffende het Rijbewijs. Anderzijds wordt iedereen die een rijbewijs heeft, verondersteld te weten dat, indien men lijdt aan een aandoening of stoornis vermeld in dit KB, men verplicht is om het rijbewijs in te leveren bij de bevoegde instantie, hetzij voor intrekking, hetzij voor aanpassing aan de (gewijzigde) lichamelijke conditie. Men dient dit te doen binnen de 4 werkdagen nadat men de diagnose te horen kreeg (Artikel 24 van de Wegverkeerswet).

Een auto, die aan het wegverkeer deelneemt, moet gedekt zijn door een verzekering Burgerlijke Aansprakelijkheid of BA (de zogenaamde ‘groene kaart’). De verzekeringsmaatschappij dient ingelicht te worden van bijvoorbeeld een afwijkende lichamelijke of geestelijke conditie, omdat de verzekering pas geldig is indien men ‘rijgeschikt’ is of indien de verzekeringsmaatschappij op de hoogte is én instemt met enige lichamelijke, psychische of motorische afwijking.

Iedereen vindt van zichzelf dat hij een goed chauffeur is. Maar misschien kreeg u al eens te horen dat u ongepast snel of traag, of agressief, of veel te dicht langs de kant of het midden van de weg rijdt.

Misschien willen sommige mensen liever niet meer met u mee in de auto. Kwam het wel eens voor dat u erop gewezen werd dat u veel ‘slingert’ op de weg, zonder dat u het zelf wist? Is het u wel eens overkomen dat u plots niet wist waar u was, terwijl u toch in een bekende omgeving was? Gaf u al eens gas, terwijl u wilde remmen of vergiste u zich al eens van pedaal? Misschien raakt u verstrooid of verward door sommige ingewikkelde constructies op kruispunten of markeringen op de weg? Sloeg u al eens een 1-richtingsstraat in de verkeerde richting in? Kwam het wel eens voor dat u aankwam bij uw vroegere woonplaats, terwijl u al verhuisd bent en u eigenlijk naar uw huidige huis wou? Kwam u wel eens thuis of bij vrienden of familie zonder dat dit de bedoeling was, omdat u eigenlijk naar ergens anders op weg was?

Dit lijken misschien ‘van die dingen die kunnen gebeuren’, maar ze kunnen de eerste tekenen aan de wand zijn. Daarom is het belangrijk om na te gaan of er slechts sprake is van ‘een onverklaarbaar feit’ of ‘verstrooidheid’, of dat deze elementen indicaties kunnen zijn van een ernstiger problematiek. Misschien zijn deze feiten te wijten aan bijvoorbeeld een verminderd zicht, een niet goed geregelde diabetes, de invloed van medicatie of de voortekens van een beginnende dementie. Spreek hierover met uw arts, want deze zal u helpen de gepaste maatregelen en beslissingen te nemen.

Soms stoppen mensen spontaan met autorijden, omdat ze het zelf niet meer veilig en verantwoord vinden of omdat de familie (bijvoorbeeld de partner of de kinderen) die persoon overhaalde om niet meer als bestuurder aan het wegverkeer deel te nemen. Het niet meer veilig of verantwoord vinden om als bestuurder aan het wegverkeer deel te nemen, is vinden dat die persoon niet meer geschikt is om te rijden.

Rijgeschiktheid wordt echter ook bepaald door medische voorwaarden en condities, die wettelijk vastliggen. Al dan niet rijgeschikt-zijn, is dan ook een medische beslissing en kan enkel genomen worden door een arts. Deze arts kan uw eigen huisarts zijn, uw neuroloog, psychiater, oogarts enz. Eigenlijk is het zo dat eender welke arts aan wie u vraagt of u rijgeschikt bent, daardoor aangesteld is als ‘keurend’ arts: hij moet ‘keuren’ aan de hand van de medische voorwaarden of u (nog) rijgeschikt bent. Uiteraard kan uw familie, of eender wie u vertellen dat u niet meer of juist nog wel rijgeschikt bent. Misschien klopt dit wel; men zegt dit meestal niet zomaar. Echter, dit oordeel heeft geen wettelijke waarde; enkel het oordeel van een arts heeft een wettelijke waarde.

De ‘keurend’ arts mag alle middelen gebruiken die hij nodig acht om een passende beslissing te nemen. Indien nodig, moet hij dus het advies vragen van andere artsen of van specialisten. De huisarts (of eender welke andere ‘keurend arts’) kan bijvoorbeeld advies vragen aan de psycholoog, aan de psychiater, aan de oogarts, enzovoort. Hij kan zijn besluit ook laten afhangen van de beslissing van het CARA. Het CARA is een afdeling van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) en is door de Federaal Minister van Mobiliteit bij KB aangeduid als enig centrum belast met het bepalen van de rijgeschiktheid, van de eventuele aanpassingen die aan het voertuig moeten aangebracht worden en de eventuele voorwaarden of de beperkingen aan het gebruik van het rijbewijs (Artikel 45 van het KB betreffende het Rijbewijs). Ditzelfde artikel bepaalt ook dat indien de ‘keurend arts’ vaststelt dat er ‘een vermindering is in functionele vaardigheden’ die de motorische controle, de waarneming, het gedrag of beoordelingsvermogen beperken, hij de betrokkene moet doorverwijzen naar het CARA, waar een rijgeschiktheidsevaluatie zal gebeuren. Kortom, in geval van (jong)dementie kan elke arts in principe een rijgeschiktheidsattest afleveren. Op dit attest kan hij aangeven of de patiënt al dan niet rijgeschikt is, voor welke categorie voertuigen en onder welke voorwaarden of beperkingen. In de praktijk is het echter dikwijls zo dat de arts de rijgeschiktheid van zijn patiënt niet kan of wil beoordelen, omdat hij de vertrouwensrelatie met zijn patiënt niet wil schaden of omdat hij niet goed kan inschatten wat de impact is van de aandoening op het autorijden en dus bijkomend specialistisch advies wil. In deze gevallen zal de arts doorverwijzen naar het CARA, waar men de beslissing zal nemen.

U kan ook altijd zelf contact opnemen met het CARA, waar men u zal vertellen wat de nodige stappen zijn, wat er dient te gebeuren, hoe en wanneer.

Het CARA

Wanneer u contact opneemt met het CARA, wordt u vooreerst een vragenlijst opgestuurd, de zogenaamde Eigenverklaring. Met deze vragenlijst zegt u wie u bent, waarom u naar het CARA doorverwezen werd en door wie. Een deel van de vragenlijst moet ingevuld worden door uzelf (of door uw partner, een familielid of kennis) en een ander deel door een arts (uw huisarts, neuroloog, psychiater enz.). Indien nodig, moet deze arts of specialist meer gedetailleerde informatie geven over de aard van het mogelijke probleem. Op basis van deze vragenlijst wordt door het CARA beslist wat de verdere stappen zijn. Een rijgeschiktheidsevaluatie omvat altijd een praktische rijproef. Deze proef gebeurt door een rij-expert gespecialiseerd in de praktische rijgeschiktheid. Omwille van verzekeringskwesties gebeuren de rijproeven niet met de eigen auto, maar met een auto van het CARA. In de meeste gevallen van jongdementie, zal de kandidaat (de ‘klanten’ van het CARA worden ‘kandidaten’ genoemd, omdat het ‘kandidaat bestuurders’ zijn) ook gezien moeten worden door een arts en door de psycholoog van het CARA. Beiden zijn gespecialiseerd in rijgeschiktheidsbeoordelingen. Alle evaluaties door het CARA (praktische rijproef, CARA arts en CARA psycholoog) zijn gratis. Indien u een bezoek moet brengen aan de arts en/of de psycholoog, dan wordt u uitgenodigd om naar het CARA te komen in Brussel. Het CARA is makkelijk te bereiken, ook met het openbaar vervoer. Indien u enkel een praktische rijproef moet doen, dan kan u uitgenodigd worden naar één van de oproepplaatsen dichter bij u in de buurt.

De CARA arts

De arts op het CARA gaat de fysieke toestand van de kandidaat na en houdt rekening met de medische voorgeschiedenis. Hij verifieert zijn eigen bevindingen met wat zijn collega hem aanleverde in de Eigenverklaring. Indien hij dit nodig acht, vraagt hij bijkomend advies van een collega arts of specialist, die dichter bij de kandidaat staat.

De CARA psycholoog

Het psychologisch onderzoek neemt meestal een tweetal uur in beslag en bestaat uit een reeks (neuro)psychologische testen, vragenlijsten en gesprekken. Bij sommige testen is snelheid vereist, bij andere inzicht, bij andere dan weer uithoudings- of oordeelsvermogen. De psycholoog probeert vast te stellen welke de eventuele mentale problemen zijn en in welke mate deze de capaciteit om veilig een motorvoertuig te besturen, zouden kunnen verminderen.

De praktische rijproef

De praktische rijproef wordt uitgevoerd met een auto van het CARA onder begeleiding van een rij-expert gespecialiseerd in de praktische rijgeschiktheid. Deze CARA-auto lijkt op een auto van een rijschool, want deze auto heeft ook ‘dubbele pedalen’. Indien gewenst of nodig, kan ook met automatische versnelling gereden worden. Tijdens de praktische rijproef wordt niet nagegaan of men zich rigoureus aan alle verkeersregels houdt. Wel wordt er gecontroleerd of men nog over alle functies en vaardigheden beschikt om in principe veilig als bestuurder aan het verkeer deel te kunnen nemen. Er wordt eerst wat geoefend. Men rijdt immers in een auto waar de kandidaat nog nooit mee gereden heeft. Indien zowel de kandidaat als de rij-expert van mening zijn dat er voldoende gewenning aan de auto is, dan pas gaat de echte evaluatie van start. De moeilijkheidsgraad van de rit wordt gradueel opgebouwd. De rijproef gebeurt op een rustige, serene en gemoedelijke manier. Tijdens de rijproef wordt er gelet op hoe eventuele problemen zich stellen en al dan niet gecompenseerd (kunnen) worden.

De rijgeschiktheidsbeoordeling

De beoordeling van de rijgeschiktheid op het CARA is een multidisciplinaire beslissing. Dit wil zeggen dat de bevindingen van de arts, de psycholoog en de rij-expert samengebracht worden. Samen overleggen ze wat de positieve en negatieve elementen waren tijdens hun onderzoekingen en komen ze tot een beslissing. Het is de CARA arts die de uiteindelijke beslissing neemt en het rijgeschiktheidsattest, waarop de beslissing vermeld staat, ondertekent.

De mogelijke beslissingen luiden: rijgeschikt zonder aanpassingen of beperkingen, rijgeschikt met aanpassingen of beperkingen, of niet rijgeschikt. Deze beslissing wordt de kandidaat schriftelijk meegedeeld, meestal binnen de 10 dagen na de onderzoeken.

Indien het opgestuurde rijgeschiktheidsattest vermeldt dat de kandidaat niet rijgeschikt bevonden werd, dan wordt men gewezen op de wettelijke verplichting om het rijbewijs binnen de 4 werkdagen, na ontvangst van dit attest, in te leveren bij de bevoegde instantie. Dit is de dienst Rijbewijzen op het gemeentehuis of stadhuis. Men mag vanaf dat moment niet meer als bestuurder deelnemen aan het verkeer. Levert men het rijbewijs niet in, dan nog is dit rijbewijs eigenlijk ongeldig. Rijden met dit rijbewijs is hetzelfde als rijden zonder rijbewijs. Dit kan ernstige gevolgen hebben. Er zijn zowel geldelijke als gevangenisstraffen voorzien in de Wegverkeerswet (Artikel 30 tot 32) voor het rijden zonder rijbewijs. Wanneer men in een ongeval betrokken raakt als bestuurder met een rijbewijs dat zijn geldigheid verloren heeft, staat dit gelijk aan het rijden zonder rijbewijs en kan de verzekeringsmaatschappij de vergoede schade geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Indien de kandidaat wel rijgeschikt bevonden werd, kunnen er voorwaarden of beperkingen opgelegd worden aan het gebruik van het rijbewijs. Vooreerst wordt er gespecificeerd voor welke categorieën het rijbewijs geldig is. Meestal is dit enkel voor categorie B, namelijk de ‘gewone’ auto en niet (meer) voor de overige categorieën zoals de motorfiets, vrachtauto of bus.

Verder kan er gezien de mogelijke achteruitgang van de medische toestand, een beperkte geldigheidsduur op het rijbewijs vermeld worden. Dikwijls wordt een rijbewijs afgeleverd voor één jaar of zelfs zes maanden. Verlenging is mogelijk na een nieuwe controle. Een andere mogelijke beperking is dat het rijbewijs enkel geldig is binnen een bepaalde straal (bijvoorbeeld 10 km) rondom de woonplaats. Dit laat de kandidaat toe om toch met de auto te rijden, maar enkel in bekende omgeving. Naargelang het geval en problematiek kan er toegestaan worden met de auto te rijden, maar niet op autosnelwegen of enkel bij daglicht en niet in het donker. Deze beperkingen worden opgelegd in overleg met de arts, psycholoog en rij-expert en worden door middel van een code op het rijgeschiktheidsattest vermeld. Deze codes worden door de dienst Rijbewijzen overgenomen en geplaatst op het rijbewijs. Enkel de code van de beperking wordt vermeld; dus niet de reden van de beperking of de medische diagnose, want dat behoort tot de private levenssfeer van de persoon.

Met het nieuwe of aangepaste rijbewijs kan de verzekeringsmaatschappij ingelicht worden over de gewijzigde medische conditie. De maatschappij kan het te verzekeren risico aanvaarden onder dezelfde voorwaarden, nieuwe voorwaarden (hogere premie) of weigeren een verzekering te onderschrijven.

Kortom, een rijgeschiktheidsevaluatie is geen ‘zwart-wit’ beoordeling waardoor de geldigheid van het rijbewijs geen ‘alles-of-niets’ zaak is. Door middel van de aanpassingen en beperkingen kan een compromis gesloten worden tussen het behouden van een zekere mobiliteit van de kandidaat, rekening houdend met de persoonlijke situatie en de verkeersveiligheid in het algemeen.

Een negatief advies

Alle beslissingen worden ‘in eer en geweten’ en ‘naar bestvermogen’ genomen. Maar soms valt de beoordeling van de arts of het CARA tegen. Een echte beroepsprocedure bestaat er niet, maar de beslissing op het rijgeschiktheidsattest is nooit definitief. Een rijgeschiktheidsevaluatie is een beoordeling van een conditie op een bepaald moment in de tijd. Dus, indien de kandidaat meent dat zijn of haar toestand in de loop van de tijd in belangrijke mate en aantoonbaar verbeterd is, kan altijd een nieuwe aanvraag tot evaluatie ingediend worden. Er wordt dan een nieuwe procedure gestart.

Alternatieven

Indien men niet meer als bestuurder van een motorvoertuig aan het verkeer mag deelnemen, moet men dus op zoek naar alternatieven. Het behoort niet tot de bevoegdheid van het CARA om hiervoor concrete namen, bedrijven of middelen aan te bieden. Wel kunnen hier een aantal vrijblijvende suggesties geboden worden. Altijd moet men er zich bewust van zijn, dat een ‘negatieve beslissing’ niet zomaar genomen werd.

Wanneer men in stedelijk gebied woont, kan het openbaar vervoer een uitkomst bieden: de bus, de tram, de metro. Op het platteland en kleinere dorpen is het openbaar vervoer dikwijls minder sterk uitgebouwd. Dan kan soms de belbus uitkomst bieden. Informeer u bij ‘De Lijn’.

Een ander alternatief is zich proberen te beroepen op de partner, vrienden of familie om u ergens heen te brengen met de auto. Hou er rekening mee dat u van deze ‘vriendendiensten’ niet hetzelfde kan verwachten als van een taxibedrijf.

Commerciële mogelijkheden zijn uiteraard de taxibedrijven, taxistop of onder meer de Minder Mobielen Centrales. Meestal is er wel een dergelijke voorziening in de buurt. Raadpleeg hiervoor de Gouden Gids of internet.

Indien men toch nog als bestuurder aan het verkeer wil deelnemen, dan kan men denken aan de fiets, de brommer en alle andere voertuigen met twee, drie of vier wielen, die niet sneller dan 25km/u of 45 km/u rijden.

Voor de fiets is geen rijbewijs nodig, ook geen ‘BA verzekering’. De medische criteria zijn dan ook niet van toepassing. Dit wil echter niet zeggen dat iedereen zomaar mag fietsen. Het verkeersreglement stelt immers dat elke bestuurder de vereiste lichaamsgeschiktheid en rijvaardigheid moet bezitten. Heeft men die niet, dan mag men eigenlijk ook niet fietsen.

Voor de snorfiets, bromfiets en alle gemotoriseerde drie- of vierwielige kleine voertuigen, ongeacht het type van aandrijving (benzine, diesel, elektrisch) is er of een rijbewijs of een attest nodig. Rijdt het voertuig niet sneller dat 25 km/u, dan is er geen rijbewijs nodig, maar wel een attest van het slagen op een theoretische proef. De medische criteria voor het rijbewijs zijn echter wel van toepassing. Rijdt het voertuig tot 45 km/u, dan is er minimaal een rijbewijs categorie A3 vereist. Hoewel deze voertuigen geen nummerplaat moeten hebben, is dus wel een rijbewijs en ook een ‘BA verzekering’ vereist. Dus ook voor deze vervoersmiddelen gelden dezelfde medische criteria als voor de gewone auto.

Kortom, de normen en criteria voor het rijbewijs gelden ook voor andere voertuigen dan de auto, hoewel sommige van deze voertuigen geen nummerplaat nodig hebben.

Besluit

Rijgeschiktheid is een medische aangelegenheid en de criteria zijn wettelijk bepaald. Raadpleeg dus hiervoor dus een arts, bijvoorbeeld uw huisarts, neuroloog of psychiater. Uzelf of uw arts kan de hulp inroepen van het CARA. Het CARA beoordeelt de rijgeschiktheid van mensen met functiestoornissen, bijvoorbeeld dementie. Een rijbewijs hebben of houden is geen alles-of-niets zaak. In de mate van het mogelijke wordt er een evenwicht gezocht tussen persoonlijke belangen en de verkeersveiligheid in het algemeen.

Contactgegevens:

CARA

Haachtsesteenweg 1405, 1130 Brussel

Tel. 02/244.15.52

Email: cara@bivv.be

Website: klik hier

Bron: ‘Wegwijs in dementie op jonge leeftijd, Een praktische gids voor personen met jongdementie, familie en hulpverleners’. Auteurs: Annemie Janssens et al., Lannoo 2007. Door de auteurs Mark Tant en Guido Baten welwillend ter beschikking gesteld.

Lees- en informatietips. Klik hier